Uilenoog

De werkwijze van het RIEC

Aan de rechtstatelijke complicaties en het feit dat deze werkwijze op gespannen voet staat met de uitgangspunten van behoorlijk bestuur wordt nauwelijks tot geen aandacht besteed. Wat de voorvechters van deze aanpak voorstaan, is een nieuwe war on crime waarbij de gehele samenleving in het teken gesteld wordt van criminaliteitsbestrijding. Het gehele ambtenarenapparaat wordt daarbij ingezet als crimefighter. De burgemeester van Gilze-Rijen, een van de grote voorvechters van deze aanpak, verwoordt het als volgt in het boek “De Achterkant van Nederland”:

Alle medewerker hier op het gemeentehuis weten ook hoe belangrijk het is. Dus als er hier iemand aan het loket komt en die wil een of andere vergunning… Alert! Alert! Wat gebeurt hier? En direct allemaal erin springen, hè. Alert!”

De houding die hiervan uitgaat, is een Generalverdacht waarbij elke burger of groepen burgers als verdachte benaderd wordt. Ambtenaren krijgen van het RIEC cursussen om op signalen te letten. Zoals blijkt uit informatie van het RIEC zelf, wordt daarbij letterlijk geleerd om de onderbuik te volgen. De burger die zich aan het loket meldt voor een bouwvergunning of een andere dienst, wordt eerst op de weegschaal gelegd of hij zich misschien met criminaliteit bezighoudt. Deze gedachte is vanzelfsprekend onverenigbaar met de beginselen van een rechtsstaat.

Aan personen en bedrijven die doelwit zijn van het RIEC wordt geen mededeling gedaan, zelfs niet dat enig vermoeden laat staan verdenking bestaat van enig strafbaar feit. Deze personen worden echter wel als crimineel bestempeld (signaleren) of dienen aangepakt te worden omdat zij beschouwd worden als facilitator. Een belangrijke vraag hierbij is hoe zonder rechterlijk oordeel een scheiding gemaakt kan worden tussen criminelen en niet-criminelen. Er wordt bijvoorbeeld wel erg gemakkelijk over criminelen gesproken terwijl zelfs niet vast komt te staan of er sprake is van een redelijke verdenking in strafrechtelijke zin.

De crimineel die door het RIEC wordt aangepakt, wordt het recht op de onschuldpresumptie onthouden. Hoe deze aanpak werkt, is te lezen in het hiervoor genoemde boek “De achterkant van Nederland”. Op de website van het RIEC  wordt dit boek beschouwd als een wetenschappelijke publicatie gepresenteerd om de noodzaak van de aanpak aan te tonen. Enkele citaten die boekdelen spreken:

De integrale aanpak is bedoeld om het plezier in het leven voor criminelen te vergallen. Het werkt eenvoudig: als de ene instantie bot vangt, zet een andere instantie haar wapens in. De autoriteiten zijn daarin niet kinderachtig. Of misschien moet je wel zeggen: juist kinderachtig. Op elke slak wordt zout gelegd. Het blijkt de bedoeling. (…)

De man had in zes jaar 74 panden verzameld met een geschatte waarde van 12 miljoen euro. Het was volgens justitie een klassiek geval van witwassen. De gemeente, de belastingdienst, de brandweer en de politie besloten de man op te jagen. Om te beginnen was gebleken dat hij een hypotheek had verworven op basis van een arbeidscontract dat niet echt een arbeidscontract was. Het leverde een boete op van 15.000 euro plus een werkstraf van 240 uur. Zijn panden waren voornamelijk verhuurd aan studenten. Ai, er lagen losse stenen op een dakterras, die konden wel eens naar beneden vallen. Foei, er stond water in de kelder, een stopcontact zat los. Dat kon wel eens kortsluiting veroorzaken. Alleen al in vier van de 74 panden constateerde het gemeentelijke toezicht 80 overtredingen. Om naleving van de regels af te dwingen, legde het gemeentebestuur dwangsommen op van bij elkaar 1 miljoen euro. Vrijwel wekelijks waren er controles, op vergunningen, huurcontracten, hypotheken, verzekeringen en de technische staat van de woningen. De bedoeling was de man gek te maken. En in diskrediet te brengen bij banken en andere relaties. Zijn advocaat sprak van een heksenjacht. De programmadirecteur van de taskforce vindt dat er maar één vraag telt: waar doe ik de crimineel de meeste pijn.”

De deelnemende bestuursorganen en diensten bedelven het doelwit onder controles, sancties, boetes, aanslagen en handhavingsbesluiten. Voor het doelwit is het nagenoeg ondoenlijk zich hiertegen te verweren. De juridische kosten zijn doorgaans nauwelijks te dragen, hetgeen geen toevallig onderdeel van deze aanpak is. Het doel is de betreffende persoon of bedrijf te gronde te richten. Ook de politie is een belangrijke partner bij de bestuurlijke aanpak van “georganiseerde criminaliteit” binnen het RIEC. In het voorwoord van de handleiding “politie-partner-in-de-bestuurlijke-aanpak-2012” De bestuurlijke aanpak wordt daar gepresenteerd als een alternatief voor het strafrechtelijke traject:

Het gaat erom dat we de crimineel zo effectief mogelijk aanpakken. De ene keer is dat via het strafrecht, de andere keer fiscaal (Belastingdienst) en soms is het bestuurlijk instrumentarium van gemeenten effectiever. Vaak is ook een combinatie mogelijk, dan worden meerdere strategieën aanvullend op elkaar ingezet. Het maakt de burger niet uit wie de crimineel aanpakt, als hij maar wordt aangepakt.”

Uit deze beschrijvingen volgt dat bevoegdheden van bestuursorganen dus systematisch ingezet worden voor andere doeleinden dan waarvoor deze oorspronkelijk in het leven zijn geroepen. Bestuursrechtelijke maatregelen zijn vanuit hun aard niet bedoeld om bepaalde burgers op te jagen of gek te maken, terwijl gelijksoortige overtredingen door andere burgers ongemoeid worden gelaten. Hiermee is feitelijk de overtreding van het verbod op detournement de pouvoir geïnstitutionaliseerd en wordt ongelijke behandeling van gelijksoortige overtredingen het uitgangspunt van overheidsbeleid.

Het RIEC propageert een weerbare overheid. In een rechtsstaat hoort echter een burger weerbaar te zijn. Een overheid is immers per definitie weerbaar. Het wekt verbazing dat zonder enig parlementair debat van betekenis een dergelijke ingrijpende wijziging van de aanpak van criminaliteit landelijk wordt doorgevoerd. Als gevolg van het ontbreken van een inhoudelijk parlementair debat is ook de vraag naar de wettelijke grondslag van deze afspraken en de vergaande informatiewisseling onvoldoende aan het licht gekomen. Men kan zich oprecht de vraag stellen hoe deze werkwijze zich verhoudt tot artikel 1 van de Grondwet en artikel 6 EVRM en 8 EVRM. Zonder de procedurele waarborgen van artikel 6 EVRM worden burgers en bedrijven aangepakt op basis van niet nader gesubstantieerde vermoedens van ongewenst gedrag. Controle op de wijze waarop deze vermoedens tot stand zijn gekomen vindt niet plaats. Dit is extra actueel in het licht van de parlementaire discussie over SyRi en de Wet Gegevensuitwisseling Samenwerkingsverbanden, WGS aangezien hiermee een wettelijke basis getracht wordt te scheppen voor gegevensuitwisseling in strijd met de Grondwet en EVRM. 

Het systematisch overtreden van wet- en regelgeving en kijken of je ermee wegkomt, noemt het RIEC overigens “pionieren”. In het jaarverslag 2016 van het RIEC is te lezen dat de tijd van pionieren voorbij is. De beproefde praktijken zullen nu gangbaar worden. Door deze werkwijze wordt niet alleen het in de wet opgenomen verbod op detournement de pouvoir op structurele basis overtreden. Ook de AVG, de Wet justitiële gegevens en de Wet Politiegegevens zijn de afgelopen jaren structureel terzijde geschoven. Verder wordt aan de betrokkenen de waarborgen van artikel 6 EVRM onthouden. Juist het handelen in strijd met deze kernwaarden van onze samenleving maken deze aanpak zo effectief. Dat de rechtstaat daarmee op onaanvaardbare wijze wordt uitgehold wordt vervolgens door deze bestuurders – en ook de rechtspraak – voor lief genomen. Het doel heiligt hier kennelijk de middelen. In een rechtsstaat is dat nou juist niet het geval. Denk hierbij ook aan de Toeslagenaffaire van de belastingdienst.

Zorgelijk is dat deze ontwikkeling heimelijk plaatsvindt. Doordat door de betreffende bestuursorganen geen openheid wordt betracht, kan nauwelijks een inhoudelijk publiek of parlementair debat van enige betekenis plaatsvinden. Dat de politiek en kennelijk ook de rechtspraak meegaan met deze retoriek, is niet verwonderlijk. Het klinkt immers sympathiek deze samenwerkende overheid, de één overheid-gedachte. Een weerbare overheid. Maar sympathiek is een naar deze ideeën georganiseerde overheid nauwelijks. Doch de keerzijde van deze aanpak wordt door de voorvechters in het geheel niet belicht.

Als deze werkwijze bekend voorkomt verwijzen we hier nogmaals naar de Toeslagenaffaire van de belastingdienst.